Diversiteit

Persoonlijke karakteristieken van alle betrokkenen spelen een belangrijke rol in het contact. Niet iedereen spreekt immers dezelfde taal of heeft dezelfde culturele achtergrond. Om elkaar ondanks verschillende referentiekaders goed te begrijpen, is het van belang dat de hulpverlener het initiatief neemt om de verschillende referentiekaders op elkaar af te stemmen. 

Hoe doe ik dat?
1. Vaststellen wie of wat de cliënt is; behalve met de presentatie van het probleem, hangt deze vaststelling samen met het theoretisch en methodisch kader dat men als hulpverlener hanteert.
2. Rekening houden met de invloed van: 
a.Geslacht en gender;
b.Culturele (en/of religieuze) achtergrond;
c. Leeftijd en levensfase;
d. Sociale klasse;
e. Seksuele oriëntatie; 
Daarnaast zijn van belang:
f.  Biologische factoren, o.a. ziekte of handicap;
g.Psychologische factoren:
- algemene voorgeschiedenis en levensloop; 
en in het bijzonder:
- traumatische ervaringen , en
- misbruik, geweld en verwaarlozing
h. Relationele en sociale factoren.
3. Afstemmen van referentiekaders; dit betreft het praten over communicatie en behoort derhalve tot het domein van de metacommunicatie.